Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement

 

Artikel 3
1
De militair behorende tot het beroepspersoneel van de krijgsmacht die tot het lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal is toegelaten, is van rechtswege op non-activiteit gesteld.
2
Degene die een in artikel 1, tweede en derde lid, of artikel 2, tweede en derde lid, bedoeld ambt bekleedt en tot het lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal is toegelaten, is van rechtswege op non-activiteit gesteld.
3
Degene die op non-activiteit is gesteld, is van het ogenblik af dat hij is toegelaten, ontheven van de waarneming van het ambt, zulks, voor zover de ambtsbetrekking niet eerder eindigt, tot op het ogenblik, waarop hij, nadat hij heeft opgehouden lid te zijn, in actieve dienst wordt hersteld.
4
Gedurende de non-activiteit wordt de bezoldiging met inbegrip van toelagen ingehouden.
5
De militair behorende tot het reserve-personeel van de krijgsmacht, de dienstplichtige militair en de tewerkgestelde erkend gewetensbezwaarde is van het ogenblik dat hij tot het lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal is toegelaten en voorzolang hij dat lidmaatschap uitoefent, van rechtswege met groot verlof.
6
Degene die een in artikel 1, tweede en derde lid, bedoeld ambt bekleedt en die tot het lidmaatschap van de Tweede Kamer der Staten-Generaal of het Europees Parlement is toegelaten, wordt in verband daarmee eervol ontslag verleend met ingang van de dag van zijn toelating, dan wel op zijn verzoek met ingang van die dag tijdelijk ontheven van de waarneming van zijn ambt.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •